-
1 gemeenschappelijk bezit
gemeenschappelijk bezit -
2 collectief/gemeenschappelijk bezit
collectief/gemeenschappelijk bezitVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > collectief/gemeenschappelijk bezit
-
3 het gemeenschappelijk bezit
мест. -
4 bezit
2 [het bezitten] possession♦voorbeelden:in iemands bezit komen/raken • come into someone's possessionbezit nemen van • take possession ofin het bezit van iets komen/zijn • come into/be in possession of somethingin bezit hebben/houden • have/keep in one's possessionin bezit krijgen • come into/get possession ofin openbaar bezit • in public ownershipwij zijn in het bezit van uw brief • we are in receipt of your letterin zijn bezit trachten te krijgen • try to obtainweer in bezit krijgen • regain possession ofin het volle bezit van zijn geestvermogens • in full possession of one's mental faculties -
5 bezit
♦voorbeelden:gezondheid is een kostbaar bezit • la santé est un bien précieuxin het volle bezit van zijn geestelijke vermogens zijn • jouir de toutes ses facultésin het bezit van iets zijn • être en possession de qc.iets in bezit nemen • prendre possession de qc.het is in mijn bezit • c'est en ma possessionin bezit komen, raken van iets • entrer en possession de qc.iets in bezit hebben • posséder qc. -
6 community property law
Wet van gemeenschappelijk bezit tussen echtparen (een wet die de verdeling van bezit regelt bij echtscheiding) -
7 общественная собственность
adjgener. openbaar eigendom, het gemeenschappelijk bezitRussisch-Nederlands Universal Dictionary > общественная собственность
-
8 community of property
-
9 community
n. gemeenschap; publiek[ kəmjoe:nətie] 〈meervoud: communities〉♦voorbeelden:community of property • gemeenschappelijk bezit -
10 socialist
adj. socialistisch (volgens de principes v.h. socialisme, gebaseerd op gemeenschappelijk bezit, rechtvaardigheid)--------n. socialist (aanhanger van socialisme)[ soosjəlist] -
11 participating unit
winstdelende eenheid (gemeenschappelijk bezit in winst of verlies van haar fondsen) -
12 socialistic
adj. socialistisch (v.h. socialisme, gebaseerd op gemeenschappelijk bezit, rechtvaardigheid) -
13 общественная собственность
adjgener. openbaar eigendom, het gemeenschappelijk bezit -
14 aandeel
♦voorbeelden:1 een actief aandeel hebben in iets • prendre une part active à qc.aandeel hebben aan iemands ongeluk • contribuer au malheur de qn.aandeel hebben in een zaak • participer à une affaire -
15 aandeel
-
16 Allgemeinbesitz
Allgemeinbesitz〈m.〉♦voorbeelden:1 diese Auffassung ist noch nicht Allgemeinbesitz geworden • deze opvatting is nog geen gemeengoed geworden -
17 Allgemeingut
-
18 collective
adj. gezamenlijk, collectief--------n. collectief, samencollective1[ kəlektiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 groep ⇒ gemeenschap, collectief2 gemeenschappelijke/gezamenlijke onderneming ⇒ collectief landbouwbedrijf————————collective21 gezamenlijk ⇒ gemeenschappelijk, collectief♦voorbeelden:1 collective agreement • collectieve arbeidsovereenkomst, caocollective farm • collectief landbouwbedrijfcollective leadership • collectief leiderschapcollective noun • verzamelnaamcollective ownership • collectief bezitcollective bargaining • collectieve arbeidsonderhandelingen, cao-overleg -
19 public
adj. publiekelijk; gemeenschappelijk--------n. publiek; gemeenschappublic1[ publik] 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉♦voorbeelden:the public • de mensen, de toeschouwers/toehoorders————————public2〈 publicness〉1 openbaar ⇒ publiek, voor iedereen toegankelijk2 openbaar ⇒ publiek, algemeen bekend♦voorbeelden:〈Brits-Engels; economie〉 public limited company • publieke/openbare naamloze vennootschap, NVin the public domain • in openbaar bezitpublic footpath • voetpad, wandelpadpublic house 〈 Brits-Engels〉 • café, bar, pubpublic speaking • spreken in het openbaarpublic transport • openbaar vervoerpublic utility • nutsbedrijvenpublic figure • bekende figuurpublic relations • (bevordering van de) goede verstandhouding met het publiek, public relationsmake public • openbaar maken, bekendmakenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 algemeen ⇒ gemeenschaps-, nationaal, maatschappelijk2 overheids- ⇒ regerings-, publiek-, staats-♦voorbeelden:public health • volksgezondheidpublic holiday • nationale feestdagpublic interest • het algemeen belangpublic opinion • publieke opinie〈 Brits-Engels〉 public school • particuliere kostschool; 〈 Schots-Engels, Amerikaans-Engels〉 gesubsidieerde lagere schoolpublic service (corporation) • nutsbedrijfpublic spirit • burgerzin, sociale instelling 〈 van iemand〉public works • openbare werken2 public assistance • sociale steun, uitkeringpublic enterprise • staats/overheidsondernemingpublic ownership • staatseigendompublic purse • (de/'s lands) schatkistpublic sector • openbare sectorpublic servant • rijksambtenaarpublic service • rijksdienst -
20 copropriété
copropriété [koproprie.eetee]〈v.〉1 gemeenschappelijk eigendom, bezit
- 1
- 2